De wetgever heeft een voorstel geformuleerd om tegemoet te komen aan bezwaren van (vooral kleine) werkgevers tegen de loondoorbetalings- en re-integratieverplichtingen bij ziekte van werknemers. Werkgevers zouden veel onzekerheid ervaren ten aanzien van de vraag of zij voldoende hebben gedaan om geen loonsanctie van het UWV te krijgen, omdat zij niet zonder meer kunnen afgaan op het advies van de bedrijfsarts. Met het voorstel zou een deel van deze onzekerheid worden weggenomen doordat de beoordeling van het RIV-dossier enkel nog beperkt is tot een arbeidsdeskundige toets. Aldus de wetgever.

Dit voorstel brengt een einde aan de huidige realiteit waarin de verzekeringsarts van het UWV nog wel een rol heeft bij de beoordeling van het RIV-dossier. Deze rol is mijns inziens ook alleszins logisch, nu ziekte en re-integratie direct met elkaar verbonden zijn: re-integratiemogelijkheden worden immers mede bepaald aan de hand van de weggevallen functionele mogelijkheden als gevolg van de medische problemen van de betrokken werknemer. Het volledig uitblijven van een toets van het medisch oordeel van de bedrijfsarts lijkt vanuit dit perspectief dan ook onvoorstelbaar.

Er wordt weliswaar op enige manier gehoor gegeven aan de bezwaren van werkgevers, maar leidt dit niet ook tot een verandering in het evenwicht tussen werkgever en werknemer. Wat zal bijvoorbeeld nog de waarde zijn van het deskundigenoordeel over medische beperkingen van de werknemer? Zal het deskundigenoordeel enkel nog een ad-hoc-bijdrage bieden bij verschil van inzicht over de ziekte en de re-integratiemogelijkheden van de werknemer op enig moment of zal de arbeidsdeskundige van het UWV bij de beoordeling van het RIV-dossier nog waarde mogen toekennen aan een eerder afgegeven medisch deskundigenoordeel? Betekent dit dat de werknemer die zijn re-integratie serieus neemt met een kritischer oog zal moeten kijken naar de medische beperkingen die de bedrijfsarts vaststelt en deze zo nodig in rechte bestrijdt?

Opent dit dan de weg voor schadeacties vanuit de werknemer, nu het niet langer het UWV is die achteraf verkeerde inschattingen kan sanctioneren? De wetgever heeft de werkgever verplicht om de re-integratie van de zieke werknemer te bevorderen. De werkgever is verplicht om zich daarbij te laten bijstaan door een gecertificeerde bedrijfsarts. De werkgever is wel vrij in zijn keuze van arbodienst of bedrijfsarts. Mocht de arbodienst of bedrijfsarts een werkgever verkeerd adviseren, dan kan de werkgever niet aan een loonsanctie ontsnappen met het argument dat zij enkel gevolg gegeven heeft aan het advies van de bedrijfsarts of arbodienst. Volgens de wetgever en rechter moet de werkgever dan maar de arbodienst of bedrijfsarts civielrechtelijk aansprakelijk stellen. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2009:BK3704. Met dit voorstel verandert deze dynamiek, in die zin dat het risico van een verkeerde inschatting wordt verlegd naar de werknemer. Het zal nu de werknemer zijn die op de blaren moet zitten als bij zijn WIA-beoordeling blijkt dat zijn functionele mogelijkheden veel hoger worden ingeschat dan wat de bedrijfsarts meende.

Onmiskenbaar gevolg van dit voorstel zal tevens zijn dat dit bij zal dragen aan een nog grotere en daarmee ongewenste schifting tussen de twee medische beoordelingen ten aanzien van de afname van de belastbaarheid van de werknemer als gevolg van ziekte. De bedrijfsarts kan immers bijna ongestraft stellen dat iemand in het geheel niet belastbaar is, terwijl de verzekeringsarts wel mogelijkheden ziet die achteraf genoeg blijken om een de arbeidsongeschiktheid op minder dan 35 % te schatten. Als deze discrepantie te groot is, is het onvermijdelijk dat dit gevoelens van onrecht zal oproepen.

Dit voorstel draagt ook bij aan de toenemende schifting tussen het werknemersverzekeringsrecht en het arbeidsovereenkomstenrecht, terwijl eenvormigheid gewenst is. De huidige wet- en regelgeving is hoofdzakelijk het product van de overheveling van de verplichtingen ten aanzien van zieke werknemers van overheid naar werkgevers. Deze overheveling was macro-economisch ingegeven. Nederland had te kampen met te veel arbeidsongeschikten en men hoopte dat dit af kon nemen door verplichtingen ten aanzien van inkomen en re-integratie van overheid over te hevelen naar werkgevers; het sociaal vangnet wijzigde niet zozeer, enkel de verantwoordelijkheden van de spelers wijzigden.

Het doel van de wetgever met dit voorstel is tegemoet te komen aan de genoemde bezwaren van werkgevers. Het is echter de vraag of dit voorstel van de wetgever de handreiking is die men wil hebben. De genoemde onzekerheid ten aanzien van de beoordeling van kan de werkgever nu al immers grotendeels wegnemen door een deskundigenoordeel van het UWV aan te vragen waarin het UWV zich ook uitlaat of de belastbaarheid van een werknemer juist is vastgesteld.

Alles afwegende ben ik vooralsnog van oordeel dat de wetgever beter van dit voorstel kan afzien.