In een zaak die onlangs diende bij de Centrale Raad van Beroep had een burger hoger beroep aangetekend omdat hij een boete opgelegd gekregen had wegens het schenden van de inlichtingenplicht. Zowel bij de rechtbank als in hoger beroep betoogde hij dat hij geen boete verschuldigd was, omdat hem geen verwijt kon worden gemaakt van de schending van de inlichtingenplicht. In hoger beroep beriep hij zich daartoe ook op het onderzoek door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. De Centrale Raad van Beroep overwoog echter(CRvB 3 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:484):
“Anders dan appellant ter zitting heeft betoogd, kan uit wat uit het onderzoek door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag naar voren is gekomen niet worden afgeleid dat appellant in dit geval geen verwijt kan worden gemaakt van schending van de inlichtingenplicht of dat aan hem, ondanks het aan hem te maken verwijt, geen boete had mogen worden opgelegd. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Wet van 4 oktober 2012, Staatsblad 2012, 462) volgt dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om bestuursorganen te verplichten een boete op te leggen bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Hiermee heeft de wetgever onder meer beoogd bestuursorganen te dwingen beter op te treden tegen onjuist gebruik van sociale zekerheid (vergelijk de uitspraak van de Raad van 11 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3387).”
De Centrale Raad van Beroep maakte derhalve korte metten met dit verweer. In ieder geval is hiermee duidelijk dat zolang de wetgever nog niet kiest voor een nieuwe systematiek, het harde en stringente boete- en terugvorderingsstelsel in stand blijft.
Mocht u zelf een boete worden opgelegd of wordt er uitkering van u teruggevorderd, neem dan gerust contact met ons op.